Ik ben nog geen week ver, maar hier toch al mijn tweede blogbericht vanuit Kenia.
Wiki zegt: “Nairobi is de hoofdstad en grootste stad van Kenia. De stad ligt aan de gelijknamige rivier op 1.661 meter hoogte in het zuiden van het land. De naam komt van het Masai Ewaso Nyirobi, dat koele wateren betekent. De oppervlakte is ongeveer 150 km² en het aantal inwoners bedraagt 2.864.667 (in de agglomeratie 3.778.742). De meest gesproken talen zijn Swahili, Kikuyu en Engels“.
Ik kwam hier aan zaterdagmorgen en had een heel weekend niks te doen, zoals iedere goede thesisstudent heb ik mij dan maar netjes in mijn guesthouse-kamer opgesloten en beginnen schrijven aan dat die thesis van mij….NOOOTTT (Borat-style). Het weer was goed dus besloot ik wat schaduw te gaan opzoeken in het Arboretum (voor de leken: een soort openbaar bomenmuseum) dat op wandelafstand ligt van mijn verblijfsplaats in één van de rijke buurten in Nairobi (Kileleshua). De begroetingen langs de straat waren minder uitgebreid, maar de sfeer is er veel leuker dan in België waar je praktisch niemand begroet die je niet kent. Misschien moeten we dat wel invoeren, ik vind het echt wel leuk, en het creëert een opener sfeer. Wat nog veel opener is in Nairobi…is de stad zelf, ik loop daar rond in een stad met bijna 3 miljoen mensen…en ik heb meer het gevoel rond te lopen in een bergdropje in de Ardennen (wel met veel meer volk op straat). Nee, echt, overal staan er bomen, struiken en andere beplanting, Nairobi is als het ware in een bos gebouwd, zonder dat het bos volledig werd weggekapt (Alhoewel het schijnt dat dat in het centrum wel het geval is, daarom dat ik er niet naar toe wil). Het is een beetje zoals het citadelpark in Gent, maar dan met huizen en verkeer erin. Na al deze vergelijkingen zou je je beginnen afvragen waarom ik nog naar een Arboretum of een ander park zou gaan, tjaah, om uit het verkeer te zijn zou ik dan zo zeggen (dat kan ik een beetje vergelijken met het verkeer in Brussel, maar dan zonder wegmarkeringen, lichten en veilige voetpaden, en dan zwijg ik nog over de wees-GEEN-heer-in-het-verkeer-mentaliteit). Het Arboretum zelf was echt heel rustig en mooi, maar op bepaalde plaatsen waren mensen heel luid voor iedereen die het horen wou of heel stil in zichzelf aan het bidden of biechten, ook was er hier en daar een gospel-koor zijn wekelijkse repetitie aan het houden, best wel cool eigenlijk. En natuurlijk kon de schoolgroep met kinderen niet uitblijven die weer met zen allen giechelend “How are you doing” riepen. De dag erna ben ik richting Nairobi National museum getrokken, ook te voet, als je tijd hebt moet je geen 4€ of 500 Keniaanse shilling (KSH) aan een taxi-rit hangen eh. Zoals iedereen het mij al had gezegd, is het een echte aanrader, zeer groot en zeer veel te zien, van fossielen tot opgezette dieren, van schilderijen tot de geschiedenis en culturen van Kenia. Ik heb er dus veel bijgeleerd, naast het feit dat ik het Swahili probeerde te ontrafelen door de uitleg, die meestal in het Engels en in het Swahili geschreven is te vergelijken. Maar een onbekende taal ontrafelen is toch niet zo gemakkelijk wuy, 2 uur later kwam ik ook te weten waarom; In de gift-shop vond ik namelijk iets wat ik al voor mijn museumbezoek had moeten hebben: een klein en handig toeristen-swahili-leerboekje. Jackpot! Die taal is echt wel vet, adjectieven waar je de eerste letters moet bijvoegen om te verwijzen naar het zelfstandig naamwoord, werkwoorden waar je het werkwoord, het onderwerp, het lijdend voorwerp en dan nog eens een tussenvoegsel allemaal in een woord giet,… crazy taaltje. Ook het uur vind ik wel de maks: “saa moja”, een normale mens zou dan met een normaal woordenboek vertalen: uur 1 en daar 1 uur van maken. MAAR uur 1, is eigenlijk 7h, en om het overduidelijke toch nog eens te verklaren, dat is ongeveer het uur wanneer de zon hier opkomt een gans jaar door, het eerste uur van de dag dus. Moja, mbili, tatu, nni, tano, sita, saba, nane, tisa, kumi. En als je dat van buiten leert kan je tot 10 tellen in het swahili! Genoeg swahili, maandagmorgen business, om 8h30 werd ik opgehaald door Jan om naar het Better Globe Forestry hoofdkwartier in Nairobi te gaan, toch wel….3 straten verder, lekker dicht. Daar werd ik meteen aan iedereen voorgesteld en mocht ik direct de wekelijkse maandagmorgen-meeting meedoen zodat iedereen mij wat leerde kennen. Hun hoofdkwartier is eigenlijk een omgebouwd huis midden in een woonwijk, dus supergezellig. Ik kreeg van Jan enkele boeken en artikels onder mijn neus gestoken, moest eens kijken voor het schema van de volgende 3 maanden en deed een kleine voorbereiding op mijn bezoek aan KEFRI (KEnyan Forest Research Institute). Zo gezegd, zo gedaan, Ik heb er zelfs nog eens een statistisch goed onderbouwde proefopzet voor mijn eerste 500-bomen-experiment bijgestoken, “POA” ( I’m Cool). In de namiddag vertrokken we dan naar KEFRI om er wat uitwisseling van informatie te doen en om mij voor te stellen, connecties connecties. Jan waarschuwde mij: ‘In Kenia heb je het wel eens dat naar internationaal prestigieuze instellingen de meest slechtste banen ooit aangelegd zijn (of net niet aangelegd), maar shit, dat was echt erg. Vandaag dan naar Tree Biotechnology geweest waar ze me uitlegden hoe ze eucalyptus en andere boomsoorten opkweken, stekken en bewortelen, allemaal in functie van hoe ik mijn eigen experimenten zal opzetten natuurlijk. De persoon die me vandaag meepakte was George, een echte bomenkenner en zeer sympathieke mens die mij in Kenia wil doen blijven door te zeggen hoe schoon en goed de Keniaanse vrouwtjes wel niet zijn (maar geen nood Silkje, ik kom terug voor jou ;-). Vandaag hebben ze mij ook “a true Forester” genoemd op het BGF-hoofdkwartier, niet omdat ik een bomenkenner ben, maar omdat ik de Keniaanse keuken lekker vond (als je in het bos bent, moet je vanalles durven/kunnen eten).
Ik blijf een dag langer dan normaal in Nairobi (net vernomen) en vertrek donderdagmorgen naar Kiambere. Hopelijk overleven mijn 500 Mukau-boopjes (die al 10 dagen in kleine buisjes opgestapeld zitten) het nog tot dan.
Tutaonana Baadaye!
Ik kwam hier aan zaterdagmorgen en had een heel weekend niks te doen, zoals iedere goede thesisstudent heb ik mij dan maar netjes in mijn guesthouse-kamer opgesloten en beginnen schrijven aan dat die thesis van mij….NOOOTTT (Borat-style). Het weer was goed dus besloot ik wat schaduw te gaan opzoeken in het Arboretum (voor de leken: een soort openbaar bomenmuseum) dat op wandelafstand ligt van mijn verblijfsplaats in één van de rijke buurten in Nairobi (Kileleshua). De begroetingen langs de straat waren minder uitgebreid, maar de sfeer is er veel leuker dan in België waar je praktisch niemand begroet die je niet kent. Misschien moeten we dat wel invoeren, ik vind het echt wel leuk, en het creëert een opener sfeer. Wat nog veel opener is in Nairobi…is de stad zelf, ik loop daar rond in een stad met bijna 3 miljoen mensen…en ik heb meer het gevoel rond te lopen in een bergdropje in de Ardennen (wel met veel meer volk op straat). Nee, echt, overal staan er bomen, struiken en andere beplanting, Nairobi is als het ware in een bos gebouwd, zonder dat het bos volledig werd weggekapt (Alhoewel het schijnt dat dat in het centrum wel het geval is, daarom dat ik er niet naar toe wil). Het is een beetje zoals het citadelpark in Gent, maar dan met huizen en verkeer erin. Na al deze vergelijkingen zou je je beginnen afvragen waarom ik nog naar een Arboretum of een ander park zou gaan, tjaah, om uit het verkeer te zijn zou ik dan zo zeggen (dat kan ik een beetje vergelijken met het verkeer in Brussel, maar dan zonder wegmarkeringen, lichten en veilige voetpaden, en dan zwijg ik nog over de wees-GEEN-heer-in-het-verkeer-mentaliteit). Het Arboretum zelf was echt heel rustig en mooi, maar op bepaalde plaatsen waren mensen heel luid voor iedereen die het horen wou of heel stil in zichzelf aan het bidden of biechten, ook was er hier en daar een gospel-koor zijn wekelijkse repetitie aan het houden, best wel cool eigenlijk. En natuurlijk kon de schoolgroep met kinderen niet uitblijven die weer met zen allen giechelend “How are you doing” riepen. De dag erna ben ik richting Nairobi National museum getrokken, ook te voet, als je tijd hebt moet je geen 4€ of 500 Keniaanse shilling (KSH) aan een taxi-rit hangen eh. Zoals iedereen het mij al had gezegd, is het een echte aanrader, zeer groot en zeer veel te zien, van fossielen tot opgezette dieren, van schilderijen tot de geschiedenis en culturen van Kenia. Ik heb er dus veel bijgeleerd, naast het feit dat ik het Swahili probeerde te ontrafelen door de uitleg, die meestal in het Engels en in het Swahili geschreven is te vergelijken. Maar een onbekende taal ontrafelen is toch niet zo gemakkelijk wuy, 2 uur later kwam ik ook te weten waarom; In de gift-shop vond ik namelijk iets wat ik al voor mijn museumbezoek had moeten hebben: een klein en handig toeristen-swahili-leerboekje. Jackpot! Die taal is echt wel vet, adjectieven waar je de eerste letters moet bijvoegen om te verwijzen naar het zelfstandig naamwoord, werkwoorden waar je het werkwoord, het onderwerp, het lijdend voorwerp en dan nog eens een tussenvoegsel allemaal in een woord giet,… crazy taaltje. Ook het uur vind ik wel de maks: “saa moja”, een normale mens zou dan met een normaal woordenboek vertalen: uur 1 en daar 1 uur van maken. MAAR uur 1, is eigenlijk 7h, en om het overduidelijke toch nog eens te verklaren, dat is ongeveer het uur wanneer de zon hier opkomt een gans jaar door, het eerste uur van de dag dus. Moja, mbili, tatu, nni, tano, sita, saba, nane, tisa, kumi. En als je dat van buiten leert kan je tot 10 tellen in het swahili! Genoeg swahili, maandagmorgen business, om 8h30 werd ik opgehaald door Jan om naar het Better Globe Forestry hoofdkwartier in Nairobi te gaan, toch wel….3 straten verder, lekker dicht. Daar werd ik meteen aan iedereen voorgesteld en mocht ik direct de wekelijkse maandagmorgen-meeting meedoen zodat iedereen mij wat leerde kennen. Hun hoofdkwartier is eigenlijk een omgebouwd huis midden in een woonwijk, dus supergezellig. Ik kreeg van Jan enkele boeken en artikels onder mijn neus gestoken, moest eens kijken voor het schema van de volgende 3 maanden en deed een kleine voorbereiding op mijn bezoek aan KEFRI (KEnyan Forest Research Institute). Zo gezegd, zo gedaan, Ik heb er zelfs nog eens een statistisch goed onderbouwde proefopzet voor mijn eerste 500-bomen-experiment bijgestoken, “POA” ( I’m Cool). In de namiddag vertrokken we dan naar KEFRI om er wat uitwisseling van informatie te doen en om mij voor te stellen, connecties connecties. Jan waarschuwde mij: ‘In Kenia heb je het wel eens dat naar internationaal prestigieuze instellingen de meest slechtste banen ooit aangelegd zijn (of net niet aangelegd), maar shit, dat was echt erg. Vandaag dan naar Tree Biotechnology geweest waar ze me uitlegden hoe ze eucalyptus en andere boomsoorten opkweken, stekken en bewortelen, allemaal in functie van hoe ik mijn eigen experimenten zal opzetten natuurlijk. De persoon die me vandaag meepakte was George, een echte bomenkenner en zeer sympathieke mens die mij in Kenia wil doen blijven door te zeggen hoe schoon en goed de Keniaanse vrouwtjes wel niet zijn (maar geen nood Silkje, ik kom terug voor jou ;-). Vandaag hebben ze mij ook “a true Forester” genoemd op het BGF-hoofdkwartier, niet omdat ik een bomenkenner ben, maar omdat ik de Keniaanse keuken lekker vond (als je in het bos bent, moet je vanalles durven/kunnen eten).
Ik blijf een dag langer dan normaal in Nairobi (net vernomen) en vertrek donderdagmorgen naar Kiambere. Hopelijk overleven mijn 500 Mukau-boopjes (die al 10 dagen in kleine buisjes opgestapeld zitten) het nog tot dan.
Tutaonana Baadaye!
Dag Zjef,
BeantwoordenVerwijderenIk ben blij dat het goed gaat met je en dat je het interessant en leuk vindt daar. Hier is alles normaal, wel koud. Eens proberen of deze reactie op je blog komt.
hola, dat is me gelukt. Er gaat voor mij ook een nieuwe wereld open. ha
BeantwoordenVerwijderenKben blij dat je je grenzen verlegt! Goe bezig!! :D
BeantwoordenVerwijderenHa Zjef,
BeantwoordenVerwijderenblij je te lezen en de kleine dingen, de details die je niet ontgaan, ontwaren een glimp van je vader, die trots mag zijn zoon zoon te hebben. Blijf schrijven want wie schrijft die blijft.
Tot later.
Stef