dinsdag 11 oktober 2011

My only friend

Het einde…. Het komt er opeens zeer snel aan. Deze week eindigde mijn 3 maanden durende stage in de plantage van Better Globe Forestry te Kiambere en de 12e oktober word ik noodgedwongen het land uitgezet aangezien mijn visum verloopt. Gelukkig wil Zanzibar (Tanzania) mij asiel verlenen tot een vliegtuig mij terug naar Belgie kan repatriëren, wat ongeveer rond de 26ste oktober zal zijn.

Ik ben geen man van de verscheurende afscheidstaferelen, maar ik kijk eerder met een goed gevoel terug op de voorbije maanden terwijl ik mijn goede vrienden hier de hand schud en hen uitgebreid bedank voor de zotte, mooie, prachtige, leuke en soms ongelofelijke  momenten die ik met hen mocht memaken. Mijn laatste week was er eentje om in te kaderen, ik heb me echt nog eens extra goed geamuseerd terwijl ik mijn plantjes voor een laatste keer beoordeelde en prepareerde zodat ze na mijn vertrek in optimale condities kunnen overleven. Ik had ook de opdracht gekregen om enkele mensen van de Nursery op te leiden in de kunst van het titreren. Jawel, na Zjef de zwem- en computerleraar, is er nu ook Zjef de Chemie-leraar. Ik had alleszins een zeer gemotiveerde en goedlachse klas van 5 personen, die zonder problemen de theorie achter de zuurtegraad van water, het gebruik van de pH-meter en de titratiemethode en –interpretatie onder de knie kregen. Het doel van dit scheikundepracticum is om het water uit het meer dat ongeveer een pH van 7,5 heeft, aan te zuren tot rond de 5,8 – 6 vooraleer het toegediend wordt aan de de jonge boompjes in de nursery; rond deze pH zou wortelvorming en de groei beter gestimuleerd moeten worden. Aangezien de samenstelling van het meer hier een gans jaar door varieert, moet dit experiment herhaald kunnen worden zonder dat er een student Master in de Toegepaste Bio-Ingenieurswetenschappen in de buurt is.
Gisteren nog had het water van het meer twee verschillende kleuren aangezien het stroomopwaarts al goed geregend had waardoor enkele tonnen rode grond in de Tana-rivier, en dus ook het meer, terechtkwamen. In Kiambere zelf heeft het nog niet geregend, en aangezien ik hier zeer spoedig (zondag 9 oktober) vertrek, zal ik hoogstwaarschijnlijk het begin van het regenseizoen niet meer meemaken.
De laatste weken wordt er constant over de aankomende regens gesproken; iedereen is al begonnen met het uitzaaien van de gewassen in de nu nog zeer droge grond, terwijl er overal  tekenen zijn die het aanstormende regenseizoen verkondigen. Deze week, op de terugweg over het meer, kon ik drie stof-tornado’s zien vanop de boot (ik schat dat ze ongeveer een 50tal meter hoog zijn) waarop mijn chauffeur Matuku zei; look look, rains are coming, next week, next week. Maarja, next week ben ik in Nairobi, en ik Nairobi regent het het ganse jaar door, saaaii!
Na mijn officiële debriefing in het hoofdkantoor van Better Globe Forestry op maandag, kan mijn vakantie officieel beginnen (alhoewel ik het hier nooit echt als werk heb aangevoeld). Maar toch,...geen computer, geen plantjes om te verzorgen en geen thesis om aan te denken... Enkel zon, zee, strand, Swahili en een bezoek aan mijn goede vriend en kersverse vader van Malik, Nick Stuyck! 
Dit was mijn laatste correspondentie vanuit Oost-Afrika, ik zie jullie hopelijk allen terug binnen een kleine 3 weken!

Zjaffar Utalia, OUT!

Ow ja, mijn onderzoek... een van de bewortelingsbehandelingen voor de jonge in vitro-scheutjes toont veelbelovende resultaten! Great Succes!

donderdag 22 september 2011

Zjef and the strikers

Temperaturen van meer dan 40graden vanaf 10h ‘s morgens, donkey-cart-joyriden, verfrissende zwemlessen, pompoenen 5km versleuren (in de hitte), diezelfden pompoenen delen en/of opeten,  op pad gaan met de mannen die mensen verwittigen dat ze uit hun land moeten omdat ze illigaal op het grondgebied van Better Globe Forestry wonen, de Premier League voetbalmatch ManU – Chelsea volgen op een luie zondagavond, het planten en onderhouden van “Zjef-Forest” bestaande uit 12 boompjes,... Het leven in een semi-aried gebied ergens in het hart van Kenia heeft zo zijn lastige en minder lastige kanten voor een “Mzungu” op stage zoals ik.

Ik zit ergens veilig in een bewaakt kamp, in een huis met elektriciteit, douche, keuken, frigo, gasvuur, zetels, groot bed, verse lakens, drinkbaar water,... Het is hier voor mij ongelofelijk goedkoop, dus heb ik zeker nooit tekort aan eten. Ben ik eventjes te lui om te koken, dan kan ik in de bar van KenGen kamp gewoon eten bestellen tegen een zeer zachte prijs.
Maar overdag leef ik me toch net genoeg in om me het gevoel te geven dat ik weet hoe lastig het leven hier wel niet is voor de doorsnee inwoner van Kiambere of Katithini, net genoeg om te denken dat ik weet hoe het voelt om in lastige omstandigheden te proberen te overleven en je familie te onderhouden. Maar hoe zwaar en lastig het overdag ook is voor mij, hoe goed ik me ook probeer in te leven en onder te dompelen in de levenswijze van de mensen hier,...  toch kan ik iedere avond steeds terugvallen op het comfort van mijn Westerse accomodatie.

Ik ben een toerist hier, en gisteren (woensdag 21/09/2011) werd me dat nog maar eens duidelijk. Het was een dag die me voor de rest van mijn leven zal bijvblijven, een dag die me deed nadenken over het heden, verleden en toekomst, een dag zoals er al velen zijn geweest en en dag zoals er nog velen zullen komen. Maar vooral, het was de dag van de eerste algemene staking van de werknemers van Better Globe Forestry.
Better Globe Forestry betaalt de lonen steeds binnen de wettelijke termijn, maar de achterstand in uitbetaling heeft zich langzamerhand opgebouwd doorheen de laatste maanden. De problemen die daarmee gepaard gaan, zijn al enkele maanden bekend, zeker met het voedseltekort dat hier heerst. Het klimaat is hier hetzelfde als dat van Turkana en Somalië: droogte en slechte oogsten waren ook hier van de partij tijdens het laatste zogezegde regenseizoen. Gelukkig voor de meeste mensen hier is er een werkgever zoals BGF die ervoor zorgt dat ze geld kunnen verdienen om eten te kopen dat ze zelf niet verbouwd hebben (geïmporteerd uit andere streken of gekocht van boeren die een pomp bezitten om water uit het meer te pompen). Geld verdienen is dus een goede zaak, maar als je het te laat krijgt waardoor je geen voedsel kan kopen voor jezelf en je familie die je onderhoudt...dan krijg je problemen. Betalingen kan je uitstellen, maar hoe vertel je dat aan een lege maag.

Al enkele algemene vergaderingen klagen de werknemers over het feit dat de betalingen achter lopen waardoor niemand geld kan sparen; en als het geld op is, dan moeten ze wachten tot de volgende betaling om terug eten te kunnen kopen. Wanneer die volgende betaling er komt, blijkt dat het weer maar een klein deel is van wat ze moeten krijgen, waardoor velen hier ofwel geen eten ofwel schulden hebben (en mensen met schulden kunnen geen nieuwe schulden maken waardoor ook zij uiteindelijk geen eten meer kunnen kopen). Gisteren kwamen alle werknemers opnieuw samen om hun ongenoegen te uiten, met als resultaat dat tegen het eind van de vergadering alle werkers beslisten om het werk neer te leggen tot ze hun achterstallige loon gekregen hebben; “No money, no work”. Ze zijn het beu om steeds beloften te horen, maar ze nooit vervuld te zien. Ze hebben al vele keren hun problemen kunnen vertellen, maar nooit werd er iets aan gedaan. James Mwanzia vertelde mij; “Te late betalingen zouden allemaal geen probleem zijn als er thuis geen mensen lagen te creperen van de honger, en ze weten het want we hebben het al vele keren duidelijk gemaakt”.

Ik heb geen weet van vakbonden, dus iedereen moest solidair zijn en zelfs Benson Matuku, de chauffeur van de motorboot, mocht mij niet terugbrengen naar de overkant van het meer. Ik zat dus als het ware vast in Katithini, maar zo erg was het allemaal niet hoor. Het grote probleem is dat als iedereen staakt, de jonge zaailingen zonder water en zonder bescherming tegen geiten, koeien, hippo’s en menselijke gras- en houtdieven komen te zitten. Daardoor zouden duizenden jonge bomen verloren kunnen gaan in 1 nacht tijd.
Gelukkig is het nooit zo ver gekomen, want toen ik ’s avonds laat samen met George Tarus (Een Forester van BGF die verantwoordelijk is voor alle plantages) op terugweg was naar Kiambere met behulp van een taxi-motorcycle-kerel, belde John Njeru (de manager van de Kiambere plantage). Hij vertelde dat hij de werknemers had kunnen overtuigen om terug aan het werk te gaan waardoor er geen miserie zou zijn met een onbewaakte plantage.

Het is hier dus enkele uren zeer spannend geweest, maar gelukkig zonder erge gevolgen (dat indien BGF dit duidelijk signaal negeert, maar ik denk het niet). Ikzelf ben nooit echt in de problemen gekomen, alhoewel de blinde woede van sommigen zich misschien tegen mij,“de rijke blanke”, had kunnen keren. Maar dat zouden velen niet hebben laten gebeuren vertelden ze mij, het schijnt dat de meesten mij wel gaag hebben (ehehe).
Het is duidelijk dat er hier hele grote problemen zijn en dat het leven hier echt niet om te lachen is. Het vergt namelijk veel moed.....of wanhoop....om te staken in het enige bedrijf in een straal van 60km die werk biedt aan heel veel ongeschoolden.

vrijdag 9 september 2011

Meester Zjef



Inderdaad, het eeste Kiambere KenGen Senior-camp tafeltennistoernooi is een feit. Op zaterdag 3 september stroomden 100en jongeren samen in het zaaltje van de kleuterschool om de beste pingpongers van het land aan het werk te zien...oke...misschien niet de beste...en misschien geen 100 jongeren, maar het kon toch wel een succes genoemd worden. Zeker omdat het enige balletje dat we hadden eigenlijk al een week kapot was en we de hoop hadden opgegeven om een nieuw te vinden. Maar op een of andere miraculeuze wijze werd er een nieuw ping-pong-balletje tevoorschijn getoverd zodat het toernooi op de valreep toch niet moest worden afgelast.
Na de officiële loting onder toezicht van alle ongeduldige deelnemers konden de 16e finales van start gaan. De speler die 2 sets tot 11 (en met 2 punten verschil) binnenhaalde, stootte onmiddelijk door naar de volgende ronde. Ik moest al in de tweede match aan de tafel tegen een kerel genaamd George, ik had hem nog nooit gezien dus ik verwachtte dat ik die match easypeasy ging binnenhalen. Voor ik het goed en wel besefte stond ik al 5-0 achter in de eerste set (pingpongen kan rap gaan he); ik herpakte mij, maar de week zonder enige training dwong mij tot enkele fouten teveel waardoor ik de eerste set verloor met 11-9. De tweede set begon ik met een kleine voorsprong die ik behield tot 7-9, en toch verloor ik weer met 11-9. Mijn toernooi zat er dus na tien nerveuze minuten al op.
 Maar ik moet geen schaamte voelen  omdat ik tegen Georgee heb verloren, naar het schijnt was hij de grote favoriet  omdat hij vroeger nog competitie had gespeeld. Hij maakte zijn favorietenrol jammergenoeg niet waar aangezien hij in de halve finale een hele grote voorsprong (1 set gewonnen met 11-2 en in de tweede set 7-0 voor) op een of andere manier is kwijtgespeeld. Mijn mede-organisator Anthony Kakai peuzelde in de eerste ronde zijn tegenstander met huid en haar op, maar moest in de kwartfinales toch de duimen leggen voor de latere winnaar van het toernooi (Jack, niet dat namen jullie veel zeggen, maar toch even meedelen) na een zeer spannende finale. Had ik een betere loting gehad had ik de halve finales kunnen halen, maar daar was het niveau van de anderen toch te hoog, ik kan pingpongen, maar duidelijk niet goed genoeg. Volgend jaar beter dus...ehehe.

Trouwens, de dinsdag voor het pingpongtoernooi was mijn nieuwe lading plantjes uit het labo in Gent toegekomen samen met enkele brieven en kaartjes van mensen uit da Belgie (wat wel fijn was). Mijn promotor, Jan Vandenabeele weas namelijk naar België geweest op vakantie, en had even de tijd genomen om langs mijn campus te passeren. Ik kan de nieuwe lading wel heel goed gebruiken want mijn eerste lading van 500 onbewortelde in-vitro-scheutjes is al voor 95% verdwenen. Een groot deel door een goed bewapende gangster-schimmel-bende genaamd “The Pythium en Botrytis-motherfuckers”. De andere 30% wordt geteisterd door temperaturen die in de schaduw van de nursery tot 40 graden celcius kunnen oplopen, terwijl ze ’s nachts temperaturen van 15 graden moeten trotseren (niet ideaal voor mini-scheutjes die een stabiele temperatuur van rond de 25 graden prefereren). Maar goed, dat is nu eenmaal onderzoek, en uit zoveel dood en verderf kan/kon ik goede lessen trekken. Voor de nieuwe lading onbewortelde in –vitro- scheuten is dan ook een mooiere toekomst weggelegd (een slechtere is echt wel een beetje onmogelijk). Ik hou jullie op de hoogte ;-)

Ik heb ondertussen ook al een nieuwe job aangenomen in het KenGen-kamp. Het is een bungalowpark met vooral rijkere mensen eh, dat wil zeggen; 3 kilometer prikkeldraad van 2 meter hoog, veel bewakers, schoon water, groene tuintjes, evenveel werkmensen als bewoners en.....een zwembad! Zwembaden in Kenia, weleeuhhh, laat ik zeggen dat ze niet veel voorkomen (met dat er al niet zoveel water is). En omdat zwembaden in deze contreien zeer schaars zijn, en de meren vol met krokodillen en hippo’s zitten, kunnen de meeste mensen hier niet zwemmen. Dus jawel, ik heb 4 leerling-zwemmers onder de arm genomen. Anthony Kakai (de pingpong-edude), Ben Miranga, Clifford Nyaosi en Hebron (zijn tweede naam is te moeiijk om te onthouden). Alle4 zijn het ingenieurstudenten die hun stage doen in de elektriciteitscentrale van KenGen. Na 1 week (iedere dag een uurtje oefenen met of zonder mij) kunnen ze toch al redelijk goed zwemmen: goede leraar of goede studenten, wie zal het zeggen? Maar ik ben er wel trots op, nu moeten ze vooral nog hun techniek verfijnen en stoppen met de schijterd uit te hangen in het diepe einde (dat niet meer dan 3meter breed en 2m diep is. Na Zjef de computerleraar, is er nu ook Zjef de zwemleraar, yeah, I’m the master!

Ondertussen ben ik twee zaterdagen terug ook al eens richting Embu geweest met Nyaosi en Kakai, omdat mijn (eigenlijk Silke’s) camera niet meer werkt, en alle technologie is hier stukken goedkoper dan in Belgie (ik was eigenlijk al van plan om 1 te kopen tegen het einde van mijn stage, maar dat is nu eventjes vevroegd). Embu is een semi-grote stad...want er zijn stenen huizen, appartementsgebouwen en grote winkels, en dat kom je niet zo gauw tegen in de buurt van Kiambere. Het ligt op 2 uur reizen, net buiten het droogland, de gelukzakken hebben regen het ganse jaar door. Kakai is opgegroeid in Embu dus hij nam ons op sleeptouw door de stad. Aangezien het ongeveer de grootte van Diksmuide heeft, was er niet zo veel te zien en zijn we dan maar op cafe gegaan waarna Kakai mij beloofde dat we samen eens zouden gaan “raven” (geen muziek maar kroegentocht, man) in Embu een van de volgende weekends. Aangezien er een moeilijke verbinding is met Kiambere moesten we redelijk vroeg terug vertrekken. De Matatu-rit was nog zotter dan die keer toen ik van Nairobi kwam, maar liefst 30 mensen zaten neer, hingen aan de buitenkant of lagen op anderen in het busje, niet verwonderlijk dat het arme karretje amper een berg op geraakte.

Ow ja, Ik ben ondertussen ook al meester in de kunst van het Chapati-maken! Ow yeah! Belgie, bereid je voor op het eerste, superdeluxe en mega ongeoofelijk lekkere chapati-eetfestijn, vanaf het moment dat ik terug thuis ben natuurlijk.

Sasa, nataka ndizi, na ninaenda mpaka soko! 

“Tjow E”

zondag 21 augustus 2011

The life of keni-Zjef


Ik wou dit blogbericht al eerder schrijven, maar gisteren was er een ganse dag geen elektriciteit in het Ken Gen kamp waar ik verblijf. Een beetje vreemd als je je realiseert dat de elektricitietscetrale hier 500m verder is en het kamp bewoont wordt door vele elektrische en mechanishe ingenieurs .

Gelukkig passeerde Harrison, de zoon van John Njeru (de manager van de BGF-plantage), om me uit te nodigen voor een Chapati-kook-sessie. Hij en zijn zus zouden mij een typisch Afrikaans gerecht aanleren, zoals eerder eens beloofd. Alei, gerecht, een chapati is een soort van pannenkoek, gemaakt van bloem en water leunt het  eerder aan bij brood dan bij een pannenkoek, maar het ziet er nu eenmaal zo uit. Chapati’s worden hier hele dagen gegeten samen met een goede kop chai (soort van thee met veel melk en suiker). Er is hier niet zoveel variatie in eten, maar ik hou wel van de Keniaanse keuken, ik ben natuurlijk geen moeilijken als het op eten aankomt, althans, als het niet van dieren gemaakt is xD
Ik ben nu dus een volleerd chapati-maker, ow yeah! Twee dagen geleden ontdekte ik ook de pinpongtafel in het KenGen-kamp. Ik speelde al enkele spelletjes tegen talenten en mindere talenten, maar ik hoor toch bij de betere spelers van het kamp (Ik ben natuurlijk al altijd een pingpong talent geweest he, hum). Enkele kinderen kwamen zelfs al trainingssessies vragen, dat gaat niet altijd zo gemakkelijk natuurlijk, daar mijn Swahili nog altijd niet perfect is. Maar we geraken er wel en het is zeer tof eigenlijk. Ik en mijn nieuwe goede vriend Anthony denken er zelfs aan om een pingpong-toernooitje te organiseren en een clubje op te richten, ehehe.

Soit, hoe zien mijn dagen er hier uit? Veel te vroeg opstaan iedere morgen (rond 6h) en een goed ontbijt klaarmaken aangezien het middagmaal niet altijd verzekerd is (maar meestal ga ik toch een Chapati en Chai gaan verorberen in een van de dropen rond de plantage). Om 7h vertrek ik dan richting de dam van het Kiambere stuwmeer, een gezellige ochtendwandeling van ongeveer 35minutende. Aldaar wacht Benson Matuku mij meestal op met de motorboot om mij naar de andere kant van het meer te brengen, zo’n 40min verder. Het is altijd leuk om de groene streep van de plantage te zien opduiken uit de rode en bruine omgeving, ook de krokodillen en nijlpaarde zijn altijd machtig om te zien, wel van een veilige afstand, ehehe. Op de plantage doe ik dan mijn werk, deze week was dat bvb het opmeten van een 3-jaar-oude bemestingsproef van de voorgangster van mijn voorganger. Leuk werkje, vooral omdat het met James Mwanzia was, een jonge die leraar Engels wil worden. Maar om te kunnen studeren, heeft hij heel veel geld nodig, dus moet hij werken tot genoeg heeft. Met Mwanzia kan ik alleszins goed zeveren over vanalles en nog wat, en hij leert me veel Swahili, ook de vuile woorden die je hier niet te luid mag zeggen. Ik ben hem ook aan het leren met de computer te werken, hij heeft al een emailadres en zijn eerste tekening gemaakt in paint. Toch vreemd om iemand van 24jaar zo te zien klungelen met dingen die wij als simpel ervaren. Maarja, wat wil je, computers dat hebben ze hier nog niet veel gezien. En als ze al een zouden kopen, dan hebben ze nog geen elektriciteit.

Als er tijd is maak ik rond de middag ook nog eens een wandeling richting Katithini, een half uurtje wandelen. De economie is daar aan het boomen sinds mijn aankomst (Van al die chapati’s en chai’s die ik al naar binnen heb gespeeld). Rond 15-16h keer ik dan terug, eerst met de motorboot en dan te voet terug naar het kamp alwaar ik dan een korte doch frisse douche goed kan gebruiken, want vergis je niet, zweten doe ik hier goed, en het is niet altijd van de inspanning!

‘s Avonds zend ik dan meestal wat mails, of werk ik een beetje aan de thesis, hang ik wat rond in de bar van de club, lees ik het boek op mijn laptop (a Game of Thrones, aanrader ;-). Nu zullen er ook bikkelharde pingpongtrainingen bijkomen  en eten doe ik natuurlijk ook, ik kook veel zelf, maar als ik lui ben, bestel ik eten in de bar (2euro voor een maaltijd, ik kan niet klagen, alhoewel dat hier eigenlijk wel redelijk duur is, in  Kiambere dorp kan je voor 20cent al een goedgevulde maag hebben).

Het is gelukkig ook al minder stil in mijn huisje, donderdag heb ik namelijk een radiootje gekocht op de markt, ik kan er zelfs muziek van op een usb-stick me afspelen. En ik kan die usb-ingang goed gebruiken want de radiozenders hier....weleuuhh...laat ik zeggen dat ik q-music of MNM zoou prefereren boven de zever dat de radiopresentatatoren hier uitkramen. Dat is wel iets dat ik mis; kwaliteitsvolle radio en tv. Jup er is hier veel werk te vinden voor jonge radio-en tv-makers uit Europa. Een film of serie lijkt hier meer op het eindejaarsproject van een doorsnee klas uit het 4e middelbaar dan op “Thuis” of “Familie”. Zelfs de geimporteerde buitenslandse series zijn niet veel beter, ze komen dan ook vooral uit mexico! Oooh, wat zou ik veel geven om een gedubde versie van Fc de kampioenen te zien.

zaterdag 13 augustus 2011

Africa, love it or leave it


“Als ik toch eens moet crashen, dan doe ik het toch gewoon in Kenia, alwaar mijn goede vriend Zjef geen enkele computerwinkel  zal vinden om mij te laten herstellen zonder de garantie te verliezen”. De humor van een Toshiba-laptop, het is eens iets anders.

Ik was van plan redelijk vlug eens mijn blog up te daten, maar door onvoorziene omstandigheden werd dit  verhinderd. Nu, begin deze week reisde ik naar Nairobi af om mijn laptop te laten bekijken door de ict-manager van BGF, echter al snel werd duidelijk dat het probleem niet ging opgelost worden zonder de laptop van binnen te bekijken, de harde schijf kon namelijk op geen enkele manier bereikt worden. Aangezien er in Kenia, en eigenlijk in bijna gans Afrika, geen verdeler is van Toshiba-laptops die de herstellingen kan uitvoeren onder de garantievoorwaarden, is de enige oplossing om de laptop op te sturen naar Belgie...maar dat kost dan weer tegen de 100. Gelukkig voor mij vinden de mensen van BGF mijn werk  belangrijk genoeg, waardoor ze beslisten om een vervanglaptopje te kopen voor mij dat ze dan later zelf nog kunnen gebruiken als back up. En zo kan ik weer rustig verderdoen he.

Heb ik enkele blogberichten geleden trouwens gezegd dat Nairobi tof is? Dat neem ik volledig terug! Nairobi suckt, heel hard. Het verschil met de rurale streek rond de plantage is gigantisch (Eigenlijk is Kenia 1 grote rurale streek als je de grootsteden niet meerekent). In Nairobi is het 1 grote verkeerschaos, is het veel te druk en loopt iedereen gefrustreerd rond (zeker in het centrum). Dit naast het feit dat je na het ondergaan van de zon niet over straat moet lopen terwijl je ook overdag steeds op je hoede moet zijn. Geef mij dan maar de openheid van de kleinere dorpjes waar het snachts pikdonker is omdat er geen elektriciteit is, waar er een veel hechtere relatie is tussen te mensen, waar je om de 500m een kudde geiten en/of koeien tegenkont  en waar je een lange tijd langs straat kan lopen zonder enige vorm van transport tegen te komen, en straat...jaah, over het algemeen zijn het hier redelijk avontuurlijke en heuvelachtige verharde zandwegen waar het niet zo slim is om met een gewone auto over te tjezen. En als je toch een gewone auto hebt en probeert op de gewone wegen te rijden, dat moet je nog rekening houden met de enorme hoeveelheid putten in de weg die je soms niet kan ontwijken aangezien ze de volledige breedte van de baan innemen. Enkel in Nairobi zijn de straten goed eigenlijk, maar als je er net buiten gaat, zijn ze bezig met zoveel werken dat je op 20km zeker 4 keer naast de baan wordt omgeleid (en dat is dan wel letterlijk off-road).

Maandagmorgen voerde John Njeru (de manager van de plantage) mij naar Kivaa, een stad (maar eigenlijk niet) op 40km van Kiambere waar veel matatu’s (kleine bussen) passeren richting Nairobi.
  • ·         Vervoermiddel: motorcycle
  • ·         Opzittenden: drie.
De brommers zijn hier denk ik de beste manier om je te verplaatsen op deze wegen, ze zijn trager op de grote wegen, maar veel flexibeler en sneller op de de off-roadstukken, en ze kunnen ook over de panya-roads (vertaal ratten-weggetjes, ofwel paden gemaakt door voetgangers en vee en die over het algemeen ferme shortcuts zijn). Tevens kunnen er meestal 4 mensen tegelijk op de motorcycle zitten, gevaarlijk? Dat hangt af van de skills van de chauffeur, en Njeru is een zeer goede putten-ontwijker, dus ik zat wel safe.

In Kivaa werd ik op een matatu gezet richting Nairobi, of dat werd mij toch wijsgemaakt. Een matatu heeft 1 chauffeur en 1 ronselaar/geldontvanger/mensen-in-bus-duwer en ze doen er alles aan om hun matatu vol te krijgen vooraleer ze vertrekken, de benzine hier is hier dan ook maar iets goedkoper dan in Belgie, dat betekend dat het hier stukken van mensen kost. Vooraleer ik in Nairobi aankwam heb ik dus eerst 2 keer mogen veranderen van matatu, maar geen problemen, 4uur later kwam ik aan.
  • ·         Vervoermiddel: matatu
  • ·         Grootte: een hippie-volkswagenbusje kan je er wel mee vergelijken
  • ·         Inzittenden: 16 tot 20
Je kan klagen over de veiligheid, over het feit dat je geen plaats hebt om te bewegen, over de putten in de weg die het busje door elkaar schudden alsof het tegen een olifant rijdt, over het constant in en uitstappen omdat er iemand achter je eruit moet, over het feit dat het er soms heeeel erg warm kan worden of....je kan je er niks van aantrekken en genieten van het landschap, de meestal toch gezellige sfeer, de zeveraars, de rollercoaster-ervaring en het avontuurlijke kantje van de rit. Afrika is nu eenmaal Afrika, dus ofwel hou je van de manier van doen en leven, ofwel blijf je hier beter weg ;-) Er wel nog een derde optie, en die is dat je je rol van Mzungu (blanke) volledig waarmaak; je geld door ramen en deuren smijten waardoor je kan leven als een koning (of als toerist, het verschil is klein).

Ikzelf probeer hier een normaal leven te leiden, voor zover mijn huidskleur dat toelaat natuurlijk. De mensen van Kiambere (verblijfsplaats) en Katithini (plantage) beginnen mij al te kennen en ze kijken al niet meer vreemd als ik alleen over straat loop (alhoewel ik vrees dat de kinderen het nooit gewend zullen worden). Alleen op donderdag, wanneer het marktdag is in Kiambere en er gigantisch veel andere mensen zijn wordt ik constant aangeklampt door matatu-ronselaars, mensen die me willen helpen om men gerief te dragen of mensen die gewoon geld komen vragen. Dat is als ik alleen loop, gelukkig ken ik hier al redelijk wat mensen waardoor dat uiteindelijk niet zoveel gebeurd.

Vorige week zaterdag was er trouwens een volleybaltoernooi in Kiambere, en ik had al beloofd aan de de mannen van Kathitini dat ik zou komen suporteren als hun nr 1 fan. Ze vertelden wel dat ze veel beter waren in voetbal dan in volleybal (de twee populaire sporten in de streek). En ze hadden het niet verkeerd, ze werden eigenlijk volledig naar huis gespeeld door de andere ploegen die soms echt wel heel goede spelers hadden. Het niveau was over het algemeen wel zeer hoog, en dat zou je nu niet direct verwachten op veld die niet echt accuraat afgelijnt is, vol ligt met stenen en de nooit echt goed geniveleerd werd.” Kiambere stima” (vertaal Kiambere power) had wel een goed team, dus mijn tweede favortiete ploeg had ik wel goed gekozen. Tegen het einde van de dag had Stima zich geplaats voor de halve finale op 27 augustus, ow yeah, ik zal al een spandoek klaarmaken...humhum. Tijdens de pauze werd ik door de mannen van Kathitini gedwongen tot een oefenpartijtje volleybal, en tot mijn verbazing kon ik het nog steeds redelijk goed (de laatste keer was ergens in een LO-les zo’n zestal jaar geleden). Achteraf vertelden sommigen mij dat ik de sterspeler van Katithini moest worden, maar aangezien dat team echt wel niet zo goed was, heb ik toch nog twijfels over mijn niveau. Ik heb natuurlijk wel het voordeel dat ik bij de grootste mensen van de streek hoor. Heb ik a verteld dat de mannen hier veel magerder en kleiner zijn dan in Europa, iets zegt me dat dat komt door het aanbod aan voedsel die hier niet altijd constant is. De oudere vrouwen en de rijkeren hebben daar duidelijk minder last van, van de rijken kan ik wel al raden hoe dat komt, maar voor oudere vrouwen weet ik het niet goed, de voorkeur van de mannen voor dikkere vrouwen, kindjes krijgen,... iemand ideeen?

Diezelfde morgen heb ik trouwens een rondleiding gekregen in de elektriciteitscentrale van het stuwmeer door Elkana, een student burg. Ing. Mechanica die daar zijn stage loopt in in hetzelfde KengGen-kamp als ik verblijft. Zeer impressionante constructie dadde, en ze vertrouwden mij daar aleszins want ik heb echt alles mogen zien, van de schema’s op de computer tot de turbines en de draaiende assen die ze verbinden met de generator (jaja, je kan ze echt zien draaien). En dat allemaal in een complex die uitgegraven is onder de grond, het ziet er een beetje uit als een uitvalsbasis van een slechterik uit een oude film die de wereld wil veroveren, ik dacht aan Dr. Evil en zijn vulkaan-eiland, geen oude film, maar je snapt het wel. De bureaus en de transformatoren zijn weliswaar 100m hoger op de begane grond. Waterkrachtcentrales zijn de maks, de geintresseerden wil ik altijd wel eens een gedetailleerdere uitleg geven. 

Ik kom nu net terug van het voetbaltoernooi met ongeveer dezelfde ploegen als het volleybaltoernooi.  Katithini heeft het deze keer wel goed gedaan, 2-0 gewonnen, morgenochtend de volgende match. Ook Stima heeft zijn match gewonnen. Voor zover de voetbaluitslagen vanuit Kiambere, Kenia. Morgen kennen we de winnaars uit poele A van het Kiambere-football-tournament. Stima en Katithini gaan door naar de volgende ronde, ik voel het!

Hoe is het trouwens in Belgie? Al een regering (ehehehe)?

maandag 1 augustus 2011

De kunst van het bomenplanten

Habari rafiki,

Sinds mijn aankomst in Kiambere, alwaar een zeer grote plantage van Melia volkensii (“De” boom) in aanmaak is, heb ik al veel meegemaakt. Maar we beginnen bij het begin, de reden van mijn stage hier bij “Better Globe Forestry” (BGF).

“Better Globe” heeft de slogan: Making money doing good, BGF is daar een onderdeel van en specialiseert zich in het gebruik van semi-aride gebieden voor agroforestry; bosbouw met landbouwdoeleinden (een boomgaard zou je in principe ook kunnen zien als agroforestry, maar de Melia’s worden voornamelijk gebruikt voor hun termiet-resistent mahonie hardhout). Het probleem met semi-aride gebieden is…tum tutututum…water. De gemiddelde neerslag hier is veeeeel lager dan het verlies door evaporatie en afvloeiing, resultaat: zeer droge grond, en dan is die neerslag nog eens geconcentreerd in twee regenseizoenen. Wie de actualiteit goed gevolgd heeft, zal weten dat de laatste regenseizoenen hier niet al te deftig waren. Ik zit hier gelukkig bij een stuwmeer die de lokale bevolking van voldoende water voorziet, maar 50km verder zitten ze wel in de dikke shit want daar is geen water. Ik ben er wel nog niet geweest, maar het schijnt dat de mensen daar alles eten wat ze maar kunnen vinden (van zeer bittere vruchten tot egels) en dat de kippen plastic zakken verorberen (al kan dit overdreven zijn…toch zit er waarschijnlijk wat waarheid in). Het stuwmeer hier wordt gevoed door de grootste rivier van Kenia, de Tana-river, en die komt rechtstreeks van Mount Kenia. Dus het moet toch wel nog even zeer droog blijven tegen dat die zonder water komt te zitten, maar ook hier staat het water van het meer zeer laag, 10m lager dan normaal, en je ziet het iedere dag beetje bij beetje dalen, dit zal nog doorgaan tot het volgende regenseizoen in oktober (als het dan weer een slecht regenseizoen is…dan…ja, dan vrees ik dat het volgend jaar NOG erger wordt. Op tv hier zie je ook de regering zeggen dat het probleem niet bij het voedsel ligt, maar bij de distributie. Mijn goede vriend George Tarus (een Bosbouw-ingenieur met het hart op een zeer goede plaats, ik vertel later meer over deze jonge weldoener) heeft daar zo zijn eigen mening over. Hij zegt dat de regering al 3 maanden, en eigenlijk al van voor dat regenseizoen, wist dat er hongersnood aan zat te komen, en tevens is dit ook niet de eerste keer dat dit gebeurd. Nu pas maken ze geld vrij en zijn er grote problemen met de logistieke aspecten van de voedselhulp, niet alleen is dit veel te laat, maar een groot deel van dat geld hadden ze beter kunnen gebruiken om deze problemen te voorkomen. Jup, het is mogelijk om deze problemen te voorkomen…en dan keer ik terug naar Better Globe Forestry als voorbeeld voor een oplossing.

Kiambere is een typisch gebied waar onzorgvuldige landbouwpraktijken de bodem volledig naar de kloten heeft geholpen (en zo is dat op veel plaatsten in het droogland). Omdat er geen beplanting meer is die de grond vasthoudt, is de goede toplaag al volledig weggeërodeerd door wind en water (tijdens het regenseizoen ontstaan gigantische errosion gulleys (googelen die handel)). Het waterhoudend vermogen van de onderliggende bodems is maar matig, en aangezien er geen blijvende beplanting op staat wordt iedere vorm van organische aanrijking van de bodem samen met de rest weggespoeld. Wat doe je dan met een bodem die geen water kan vasthouden wanneer er eens een slecht regenseizoen passeert? Honger lijden….of...bomen planten dachten ze zo bij Better Globe Forestry. Niet alleen planten ze bomen die zeer goed groeien in droge gebieden en zo geld kunnen opleveren, maar ze herstellen de bodem en houden de nieuw gevormde toplaag vast. Daarnaast creëren de bomen schaduw en zorgen ze voor een hogere lucht-en grondvochtigheid, exit oncontroleerbaar waterverlies. En als je nog niet overtuigt bent dat het nieuwe groene uitzicht die deze normaal bruinbroodkleurende dorre gebieden een oase van leven maken…dan…moet je blijven lezen. Het is ook geweten dat grote beboste gebieden regen aantrekken of ze zelf maken, dus is het de bedoeling van BFG om echt duizenden hectaren bomen te planten om de toenemende desertificatie een halt toe te roepen. Ik zit nu op een plantage van 100ha waar zo’n 97 mensen werk vinden, binnenkort wordt de plantage uitgebreid en zal nog meer werkgelegenheid gecreëerd worden die een nog grotere boost zal geven aan de lokale economie. De werknemers hier verdienen 250KeniaanseSHilling (2€) per dag, het lijkt weinig, maar het is zowat een verdubbeling van het normale gemiddelde dat je hier kan verdienen ALS je werk vindt. En met 250KSH kan je met twee zeer goede gevulde winkelzakken van de lokale markt terugkeren (dat heb ik trouwens bewezen door getheri (een lekker brouwsel van bonen en maïs) te maken voor mijn mede-werkenden van in de nursery, 200KSH en 13 mensen hebben een goede lunch gehad. Samen koken is hier trouwens één van de vele manieren die ze hebben om geld te besparen).
Dus…herstel van de grond, creëren van bossen, tegengaan desertificatie en een gigantische boost voor de lokale economie. Maar wat die ik nu juist…Hello, my name is Zjef and I’m a student Aplied Bio-engineering at University College Ghent, Belgium. I’m conducting research on the Mukau (Melia volkensii) at Better Globe Forrestry to write a thesis.

De Mukau is machtige boom, groeit supersnel, heeft zeer goed hout en door zijn diepe penwortel kan hij dat in semi-ariede gebieden na de startmaanden zonder enige vorm van watergift. Het enige dat BFG tegenhoudt om 1 miljoen bomen te planten is het aanbod aan zaden, de kwaliteit van de zaden en de kiemings-percentage van die zaden. Er zijn niet veel goede Mukau-bomen meer in de omgeving (allemaal weggekapt voor hun goed hout), dus zijn het enkel de minder goede bomen die overblijven. Daarnaast moeten de zaden eerst nog zeer veel arbeidsintensieve behandelingen ondergaan om dan een kiemingspercentage van maximaal 50% te behalen. Tevens geeft het stekken van bomen geen goede bomen en wortels…dus…ben ik de eerste in HEEL de wereld die een uitgebreid bewortelingsexperiment uitvoert op scheuten die “in vitro” gekloond werden in het labo. Het klonen is niet genetisch manipuleren of een of ander vreemde wetenschappelijk omzeiling van de natuurlijke processen, het is simpelweg het stekken van zeer jonge scheuten in een gel-achtig agar-medium die volledig steriel is. 1 stekje groeit snel en geeft na een goeie maand 4 tot 5 nieuwe stekjes, en als je snel even 4 tot de 11e berekend, dan begrijp je waarschijnlijk wel hoe snel je 1 groot bos kan aanplanten met deze vermeerderingsmethode.
Aangezien deze kleine scheutjes (niet groter dan een grasprietje) opgegroeid zijn in een steriele omgeving met een relatieve vochtigheid van 100% zijn ze uiterst zwak, ze hebben nog geen buitenste cellaag (cuticula) die hen beschermt tegen uitdroging en pathogenen (waarvan schimmels de grootste problemen geven) en oog nog geen wortels. Ik moet dus een manier vinden om deze zwakke kleine mietjes te laten uitgroeien tot stoere droogteresistente hardhoutbomen zonder dat ze allemaal het loodje leggen in deze zeer mietjesonvriendelijke omgeving.

Dus…donderdag 21 juli kwam ik na mijn bezoek aan de lokale politie en mijn verblijfsplaats (een soort van bungalowpark voor de werknemers van de elektriciteitscentrale van de stuwdam) op de plantage aan, alwaar ik dacht de boompjes dezelfde dag nog te kunnen uitzetten. Maar er moest nog veel gebeuren, meer dan ik had verwacht, en dat duurde ook veel langer dan verwacht. Vooral het wassen van de kokosvezel (die normaal een veel te hoog zout-gehalte heeft) duurde heel lang. Uiteindelijk konden we tegen zaterdagmiddag de eerste 3 groeikisten of propagators zoals we dat hier noemen, beplanten. Zondagmorgen hebben we dan de laatste 3 kunnen volsteken. In totaal zijn er zo’n 420 plantjes (2 verschillende klonen) onder 2 verschillende vochtigheidsbehandelingen in 4 verschillende bodemmengsels uitgezet, dit zou moeten zorgen voor statistisch goed onderbouwde resultaten. Het zou toch moeten, want uiteindelijk heb ik veel moeten improviseren, temperatuurregeling kan enkel door de zon en/of de wind af te schermen, de luchtvochtigheid in de propagators hoog houden gebeurde door potten uitgesneden uit kapotte bidons met water te vullen, het kuisen en steriliseren van het materiaal, weleeuuh, laten we zeggen dat dat niet altijd even goed kon gebeuren waardoor er nu zeer veel besmettingen zijn natuurlijk. Ik zit in een heel arme streek, dus moet ik het dan ook doen met de dingen die ik vinden kan. Maar de mensen hier zijn vindingrijk, op alle vlakken, voor elk probleem is er altijd wel een oplossing (later meer hieromtrent). 

Volgende keer zal ik meer vertellen over mijn ervaringen en indrukken, nu weet je toch al de reden van mijn verblijf hier!

Kwa heri!

dinsdag 19 juli 2011

The Nairobi chapter

Ik ben nog geen week ver, maar hier toch al mijn tweede blogbericht vanuit Kenia.

Wiki zegt: “Nairobi is de hoofdstad en grootste stad van Kenia. De stad ligt aan de gelijknamige rivier op 1.661 meter hoogte in het zuiden van het land. De naam komt van het Masai Ewaso Nyirobi, dat koele wateren betekent. De oppervlakte is ongeveer 150 km² en het aantal inwoners bedraagt 2.864.667 (in de agglomeratie 3.778.742). De meest gesproken talen zijn Swahili, Kikuyu en Engels“. 


Ik kwam hier aan zaterdagmorgen en had een heel weekend niks te doen, zoals iedere goede thesisstudent heb ik mij dan maar netjes in mijn guesthouse-kamer opgesloten en beginnen schrijven aan dat die thesis van mij….NOOOTTT (Borat-style). Het weer was goed dus besloot ik wat schaduw te gaan opzoeken in het Arboretum (voor de leken: een soort openbaar bomenmuseum) dat op wandelafstand ligt van mijn verblijfsplaats in één van de rijke buurten in Nairobi (Kileleshua). De begroetingen langs de straat waren minder uitgebreid, maar de sfeer is er veel leuker dan in België waar je praktisch niemand begroet die je niet kent. Misschien moeten we dat wel invoeren, ik vind het echt wel leuk, en het creëert een opener sfeer. Wat nog veel opener is in Nairobi…is de stad zelf, ik loop daar rond in een stad met bijna 3 miljoen mensen…en ik heb meer het gevoel rond te lopen in een bergdropje in de Ardennen (wel met veel meer volk op straat). Nee, echt, overal staan er bomen, struiken en andere beplanting, Nairobi is als het ware in een bos gebouwd, zonder dat het bos volledig werd weggekapt (Alhoewel het schijnt dat dat in het centrum wel het geval is, daarom dat ik er niet naar toe wil). Het is een beetje zoals het citadelpark in Gent, maar dan met huizen en verkeer erin. Na al deze vergelijkingen zou je je beginnen afvragen  waarom ik nog naar een Arboretum of een ander park zou gaan, tjaah, om uit het verkeer te zijn zou ik dan zo zeggen (dat kan ik een beetje vergelijken met het verkeer in Brussel, maar dan zonder wegmarkeringen, lichten en veilige voetpaden, en dan zwijg ik nog over de wees-GEEN-heer-in-het-verkeer-mentaliteit). Het Arboretum zelf was echt heel rustig en mooi, maar op bepaalde plaatsen waren mensen heel luid voor iedereen die het horen wou of heel stil in zichzelf aan het bidden of biechten, ook was er  hier en daar een gospel-koor zijn wekelijkse repetitie aan het houden, best wel cool eigenlijk. En natuurlijk kon de schoolgroep met kinderen niet uitblijven die weer met zen allen giechelend “How are you doing” riepen. De dag erna ben ik richting Nairobi National museum getrokken, ook te voet, als je tijd hebt moet je geen 4€ of 500 Keniaanse shilling (KSH) aan een taxi-rit hangen eh. Zoals iedereen het mij al had gezegd, is het een echte aanrader, zeer groot en zeer veel te zien, van fossielen tot opgezette dieren, van schilderijen tot de geschiedenis en culturen van Kenia. Ik heb er dus veel bijgeleerd, naast het feit dat ik het Swahili probeerde te ontrafelen door de uitleg, die meestal in het Engels en in het Swahili geschreven is te vergelijken. Maar een onbekende taal ontrafelen is toch niet zo gemakkelijk wuy, 2 uur later kwam ik ook te weten waarom; In de gift-shop vond ik namelijk iets wat ik al voor mijn museumbezoek had moeten hebben: een klein en handig toeristen-swahili-leerboekje. Jackpot! Die taal is echt wel vet, adjectieven waar je de eerste letters moet bijvoegen om te verwijzen naar het zelfstandig naamwoord, werkwoorden waar je het werkwoord, het onderwerp, het lijdend voorwerp en dan nog eens een tussenvoegsel allemaal in een woord giet,… crazy taaltje. Ook het uur vind ik wel de maks: “saa moja”, een normale mens zou dan met een normaal woordenboek vertalen: uur 1 en daar 1 uur van maken. MAAR uur 1, is  eigenlijk 7h, en om het overduidelijke toch nog eens te verklaren, dat is ongeveer het uur wanneer de zon hier opkomt een gans jaar door, het eerste uur van de dag dus. Moja, mbili, tatu, nni, tano, sita, saba, nane, tisa, kumi. En als je dat van buiten leert kan je tot 10 tellen in het swahili! Genoeg swahili, maandagmorgen business, om 8h30 werd ik opgehaald door Jan om naar het Better Globe Forestry hoofdkwartier in Nairobi te gaan, toch wel….3 straten verder, lekker dicht. Daar werd ik meteen aan iedereen voorgesteld en mocht ik direct de wekelijkse maandagmorgen-meeting meedoen zodat iedereen mij wat leerde kennen. Hun hoofdkwartier is eigenlijk een omgebouwd huis midden in een woonwijk, dus supergezellig. Ik kreeg van Jan enkele boeken en artikels onder mijn neus gestoken, moest eens kijken voor het schema van de volgende 3 maanden en deed een kleine voorbereiding op mijn bezoek aan KEFRI (KEnyan Forest Research Institute). Zo gezegd, zo gedaan, Ik heb er zelfs nog eens een statistisch goed onderbouwde proefopzet voor mijn eerste 500-bomen-experiment bijgestoken, “POA” ( I’m Cool). In de namiddag vertrokken we dan naar KEFRI om er wat uitwisseling van informatie te doen en om mij voor te stellen, connecties connecties. Jan waarschuwde mij: ‘In Kenia heb je het wel eens dat  naar internationaal prestigieuze instellingen de meest slechtste banen ooit aangelegd zijn (of net niet aangelegd), maar shit, dat was echt erg. Vandaag dan naar Tree Biotechnology geweest waar ze me uitlegden hoe ze eucalyptus en andere boomsoorten opkweken, stekken en bewortelen, allemaal in functie van hoe ik mijn eigen experimenten zal opzetten natuurlijk. De persoon die me vandaag meepakte was George, een echte bomenkenner en zeer sympathieke mens die mij in Kenia wil doen blijven door te zeggen hoe schoon en goed de Keniaanse vrouwtjes wel niet zijn (maar geen nood Silkje, ik kom terug voor jou ;-). Vandaag hebben ze mij ook “a true Forester” genoemd op het BGF-hoofdkwartier, niet omdat ik een bomenkenner ben, maar omdat ik de Keniaanse keuken lekker vond (als je in het bos bent, moet je vanalles durven/kunnen eten).

Ik blijf een dag langer dan normaal in Nairobi (net vernomen) en vertrek donderdagmorgen naar Kiambere. Hopelijk overleven mijn 500 Mukau-boopjes (die al 10 dagen in kleine buisjes opgestapeld zitten) het nog tot dan.

Tutaonana Baadaye!