Inderdaad, het eeste Kiambere KenGen Senior-camp tafeltennistoernooi is een feit. Op zaterdag 3 september stroomden 100en jongeren samen in het zaaltje van de kleuterschool om de beste pingpongers van het land aan het werk te zien...oke...misschien niet de beste...en misschien geen 100 jongeren, maar het kon toch wel een succes genoemd worden. Zeker omdat het enige balletje dat we hadden eigenlijk al een week kapot was en we de hoop hadden opgegeven om een nieuw te vinden. Maar op een of andere miraculeuze wijze werd er een nieuw ping-pong-balletje tevoorschijn getoverd zodat het toernooi op de valreep toch niet moest worden afgelast.
Na de officiƫle loting onder toezicht van alle ongeduldige deelnemers konden de 16e finales van start gaan. De speler die 2 sets tot 11 (en met 2 punten verschil) binnenhaalde, stootte onmiddelijk door naar de volgende ronde. Ik moest al in de tweede match aan de tafel tegen een kerel genaamd George, ik had hem nog nooit gezien dus ik verwachtte dat ik die match easypeasy ging binnenhalen. Voor ik het goed en wel besefte stond ik al 5-0 achter in de eerste set (pingpongen kan rap gaan he); ik herpakte mij, maar de week zonder enige training dwong mij tot enkele fouten teveel waardoor ik de eerste set verloor met 11-9. De tweede set begon ik met een kleine voorsprong die ik behield tot 7-9, en toch verloor ik weer met 11-9. Mijn toernooi zat er dus na tien nerveuze minuten al op.
Maar ik moet geen schaamte voelen omdat ik tegen Georgee heb verloren, naar het schijnt was hij de grote favoriet omdat hij vroeger nog competitie had gespeeld. Hij maakte zijn favorietenrol jammergenoeg niet waar aangezien hij in de halve finale een hele grote voorsprong (1 set gewonnen met 11-2 en in de tweede set 7-0 voor) op een of andere manier is kwijtgespeeld. Mijn mede-organisator Anthony Kakai peuzelde in de eerste ronde zijn tegenstander met huid en haar op, maar moest in de kwartfinales toch de duimen leggen voor de latere winnaar van het toernooi (Jack, niet dat namen jullie veel zeggen, maar toch even meedelen) na een zeer spannende finale. Had ik een betere loting gehad had ik de halve finales kunnen halen, maar daar was het niveau van de anderen toch te hoog, ik kan pingpongen, maar duidelijk niet goed genoeg. Volgend jaar beter dus...ehehe.
Maar ik moet geen schaamte voelen omdat ik tegen Georgee heb verloren, naar het schijnt was hij de grote favoriet omdat hij vroeger nog competitie had gespeeld. Hij maakte zijn favorietenrol jammergenoeg niet waar aangezien hij in de halve finale een hele grote voorsprong (1 set gewonnen met 11-2 en in de tweede set 7-0 voor) op een of andere manier is kwijtgespeeld. Mijn mede-organisator Anthony Kakai peuzelde in de eerste ronde zijn tegenstander met huid en haar op, maar moest in de kwartfinales toch de duimen leggen voor de latere winnaar van het toernooi (Jack, niet dat namen jullie veel zeggen, maar toch even meedelen) na een zeer spannende finale. Had ik een betere loting gehad had ik de halve finales kunnen halen, maar daar was het niveau van de anderen toch te hoog, ik kan pingpongen, maar duidelijk niet goed genoeg. Volgend jaar beter dus...ehehe.
Trouwens, de dinsdag voor het pingpongtoernooi was mijn nieuwe lading plantjes uit het labo in Gent toegekomen samen met enkele brieven en kaartjes van mensen uit da Belgie (wat wel fijn was). Mijn promotor, Jan Vandenabeele weas namelijk naar BelgiĆ« geweest op vakantie, en had even de tijd genomen om langs mijn campus te passeren. Ik kan de nieuwe lading wel heel goed gebruiken want mijn eerste lading van 500 onbewortelde in-vitro-scheutjes is al voor 95% verdwenen. Een groot deel door een goed bewapende gangster-schimmel-bende genaamd “The Pythium en Botrytis-motherfuckers”. De andere 30% wordt geteisterd door temperaturen die in de schaduw van de nursery tot 40 graden celcius kunnen oplopen, terwijl ze ’s nachts temperaturen van 15 graden moeten trotseren (niet ideaal voor mini-scheutjes die een stabiele temperatuur van rond de 25 graden prefereren). Maar goed, dat is nu eenmaal onderzoek, en uit zoveel dood en verderf kan/kon ik goede lessen trekken. Voor de nieuwe lading onbewortelde in –vitro- scheuten is dan ook een mooiere toekomst weggelegd (een slechtere is echt wel een beetje onmogelijk). Ik hou jullie op de hoogte ;-)
Ik heb ondertussen ook al een nieuwe job aangenomen in het KenGen-kamp. Het is een bungalowpark met vooral rijkere mensen eh, dat wil zeggen; 3 kilometer prikkeldraad van 2 meter hoog, veel bewakers, schoon water, groene tuintjes, evenveel werkmensen als bewoners en.....een zwembad! Zwembaden in Kenia, weleeuhhh, laat ik zeggen dat ze niet veel voorkomen (met dat er al niet zoveel water is). En omdat zwembaden in deze contreien zeer schaars zijn, en de meren vol met krokodillen en hippo’s zitten, kunnen de meeste mensen hier niet zwemmen. Dus jawel, ik heb 4 leerling-zwemmers onder de arm genomen. Anthony Kakai (de pingpong-edude), Ben Miranga, Clifford Nyaosi en Hebron (zijn tweede naam is te moeiijk om te onthouden). Alle4 zijn het ingenieurstudenten die hun stage doen in de elektriciteitscentrale van KenGen. Na 1 week (iedere dag een uurtje oefenen met of zonder mij) kunnen ze toch al redelijk goed zwemmen: goede leraar of goede studenten, wie zal het zeggen? Maar ik ben er wel trots op, nu moeten ze vooral nog hun techniek verfijnen en stoppen met de schijterd uit te hangen in het diepe einde (dat niet meer dan 3meter breed en 2m diep is. Na Zjef de computerleraar, is er nu ook Zjef de zwemleraar, yeah, I’m the master!
Ondertussen ben ik twee zaterdagen terug ook al eens richting Embu geweest met Nyaosi en Kakai, omdat mijn (eigenlijk Silke’s) camera niet meer werkt, en alle technologie is hier stukken goedkoper dan in Belgie (ik was eigenlijk al van plan om 1 te kopen tegen het einde van mijn stage, maar dat is nu eventjes vevroegd). Embu is een semi-grote stad...want er zijn stenen huizen, appartementsgebouwen en grote winkels, en dat kom je niet zo gauw tegen in de buurt van Kiambere. Het ligt op 2 uur reizen, net buiten het droogland, de gelukzakken hebben regen het ganse jaar door. Kakai is opgegroeid in Embu dus hij nam ons op sleeptouw door de stad. Aangezien het ongeveer de grootte van Diksmuide heeft, was er niet zo veel te zien en zijn we dan maar op cafe gegaan waarna Kakai mij beloofde dat we samen eens zouden gaan “raven” (geen muziek maar kroegentocht, man) in Embu een van de volgende weekends. Aangezien er een moeilijke verbinding is met Kiambere moesten we redelijk vroeg terug vertrekken. De Matatu-rit was nog zotter dan die keer toen ik van Nairobi kwam, maar liefst 30 mensen zaten neer, hingen aan de buitenkant of lagen op anderen in het busje, niet verwonderlijk dat het arme karretje amper een berg op geraakte.
Ow ja, Ik ben ondertussen ook al meester in de kunst van het Chapati-maken! Ow yeah! Belgie, bereid je voor op het eerste, superdeluxe en mega ongeoofelijk lekkere chapati-eetfestijn, vanaf het moment dat ik terug thuis ben natuurlijk.
Sasa, nataka ndizi, na ninaenda mpaka soko!
“Tjow E”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten